Herkomst en vroege geschiedenis
Er zijn ruimschoots voldoende aanwijzigingen en bronnen(jachtliteratuur en iconografische afbeeldingen) die duidelijk maken dat de Chart Polski al sinds de 13e eeuw in Polen voorkomt. Men gaat ervan uit dat de Chart Polski een afstammeling is van oude Aziatische windhonden van een Saluki achtig type. Bepaalde deskundigen veronderstellen dat die oude Aziatische windhonden niet alleen de voorvaderen zijn van de Chart Polski, maar ook van bijvoorbeeld de Engelse Greyhound en de Galgo Espanol. En, net zoals dat gebeurd is bij talrijke andere rassen met gemeenschappelijke voorouders, hebben de Chart Polski, de Greyhound en de Galgo zich, al naar gelang de behoeften in hun ‘thuisland’, zelfstandig verder ontwikkeld. Waar alle onderzoekers het in ieder geval over eens zijn, is dat de Chart Polski niet afstamt van de Russische Barsoi. Op het moment dat dit ras zijn intrede doet in Rusland, halverwege de zestiende eeuw tijdens de regeerperiode van Iwan de Verschrikkelijke,, zijn de Poolse windhonden daar immers al bekend.
In het Poolse klimaat ontwikkelde de Poolse windhond zich tot een windhond met een brede, krachtige achterhand, droge poten, compacte voeten, geboden lendenen, kaken als een snoek, de staart netjes gebogen, kortharig en een strakke huid.
De ontwikkeling van de Poolse windhond is gelegen in de jacht, het bezitten van landgoederen, (jacht)paarden en (wind)honden. Een duidelijke relatie met adel en grootgrondbezitters. Wie anders zijn er immers in die jaren – de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw - in staat met hun honden te jagen op bijvoorbeeld hazen, vossen en zelfs herten en wolven? De landgoederen in het oude Polen zijn zo uitgestrekt dat de honden onderling in type verschillen.
In de negentiende eeuw vinden grote omwentelingen in Polen plaats, politieke en economische. Eén van de gevolgen is de teloorgang van de adel en daarmee het verdwijnen van grote landgoederen en de bijbehorende jachtpartijen. Verboden van hogerhand en hoge belastingen op het bezit van windhonden zetten een rem op de verdere ontwikkeling van het ras. Aan het einde van de negentiende eeuw is het moeilijk om in Polen nog windhonden te vinden. Een aantal kan overleven in verschillende kennels in het uiterste oosten en zuiden van Polen en in de Oekraïne.
Heeft de negentiende eeuw voor omwentelingen in Polen gezorgd, de twintigste doet daar, met twee wereldoorlogen, nog een schepje bovenop. Na de Tweede Wereldoorlog is het ras nagenoeg uitgestorven en de politieke omstandigheden zijn bijzonder ongunstig. Het is bekend dat de nog aanwezige Poolse windhonden – die in de dorpen slinks gebruikt worden om te stropen – door politie, boswachters en jagers worden neergeschoten. Het communistische denkpatroon staat nu eenmaal geen ‘symbolen van de rijken’ meer toe. En daar behoort, volgens de nieuwe machthebbers, de Poolse windhond ook bij. Slechts een enkeling overleeft.
Wederopbouw
Rond 1970 besluit een groep enthousiaste liefhebbers in Polen de draad voor het fokken van dit ras weer op te pakken. Ze weten dat in verschillende dorpen in centraal en zuid Polen in het geheim nog steeds Poolse windhonden worden gefokt en ook vanuit de Oekraïne – eens een deel van Polen - is er informatie dat het ras daar nog bestaat. Een grote rol bij die ‘wederopbouw’ in Polen hebben de gezusters Izabella en Małgorzata Szmurło gespeeld. Zo ook Dr. Maciej Mrroczkowski. Hij wordt als de ‘herontdekker’ van het ras gezien, omdat hij in 1972 in een tijdschrift een gepassioneerde oproep doet om het ras te redden. In de Sovjet-Unie staat een verbod op het jagen met windhonden op stapel en dat zal de nekslag voor het ras worden. Zo’n vijftig mensen reageren op zijn hulpkreet en één van hen brengt twee teven (Tajga en Striełka) en een reu (Elbrus) naar Polen. Taijga en Elbrus worden de ouders van een ‘Pools-Oekraïens’ nest.
Het bezit van een Poolse windhond betekent echter bijna automatisch dat er gestroopt en gejaagd wordt. En dat nu is ook in Polen verboden. Mede dankzij de inspanningen van diverse fokkers en met de steun van een groepje Poolse keurmeesters, komt in 1981 het ‘voorlopige register’ voor Poolse windhonden tot stand. Daarmee is het ras ‘geaccepteerd’ door de Poolse Kennel Club. Dertig honden kunnen worden ingeschreven; sommigen van hen zijn afkomstig uit Podole in de Oekraïne. Een jaar later, in 1982, telt het ‘voorlopige register’ al 60 inschrijvingen! Daarna – in 1989 – volgt de voorlopige erkenning door de FCI op hun congres in Helsinki. In maart 2001, volgt de ‘echte’ erkenning, zodat aan de Chart Polski ook het CACIB verleend kan worden. In 1984 wordt de rasvereniging in Polen opgericht. Er zijn momenteel zo’n 25 kennels en circa 500 honden in Polen. Begonnen met honden die een stamboom bezitten met slechts één generatie, heeft de meerderheid van de Chart Polski’s op dit moment een stamboom met tenminste vier generaties. Ook de homogeniteit binnen het ras is in de afgelopen jaren sterk toegenomen en men streeft ernaar geen tweedeling te laten ontstaan in show- en werktype. Sterker nog: de Chart Polski is vooral een werkhond en moet dat ook tonen in zijn uiterlijke verschijning. Daarbij behoren moed en zelfverzekerdheid, hoewel hij zich gereserveerd kan gedragen ten opzichte van vreemden en waaks is voor de ‘eigen’ familie en op het eigen territorium.