Ledematen
Voorhand
De voorbenen zijn krachtig en pezig; gezien vanuit het front en van opzij zijn ze recht en parallel.
Schouders matig schuin, beweeglijk, bespierd, lang.
Opperarm: lang, matig schuin, bespierd.
Ellebogen: vlijen zich flexibel tegen de borst, beweeglijk, noch in- of uitdraaiend.
Voorarm: lang, recht, met sterk bot en met droge bespiering. Polsgewricht is breed en sterk
Middenvoet: kort en verticaal.
Voorvoeten: relatief groot, langwerpig; krachtige zoolballen; sterke nagels die kort gehouden worden.
Achterhand
De achterbenen zijn goed maar niet overmatig gehoekt; sterk bespierd en van goede botsterkte. Van achteren gezien parallel.
Dijen: krachtig bespierd, met eerder langgevormde spieren. Knieën middelmatig gehoekt, sterk, noch naar binnen of naar buiten draaiend.
Tweede dij: lang, met droge bespiering
Spronggewrichten: krachtig, laag gesteld.
Achtermiddenvoeten: van achteren gezien, zowel in stand als gaand parallel.
Achtervoeten: relatief groot, iets langwerpig, met sterke zoolballen en nagels